Overzicht bedieningselementen voorkant

1

Achteruitnaaien

6

Afhechten

2

Draadafsnijder

7

Naald boven/onder

3

Naaivoet boven/onder

8

Multifunctionele knop boven

4

Start/Stop

9

Multifunctionele knop onder

5

Snelheidsregelaar

10

Naald links/rechts

Bedieningselementen

Nummer

Bedieningselement

Naam

Toepassing

1

Achteruitnaaien

  1. Druk op de toets Achteruitnaaien om achteruit te naaien.
  2. Houd de toets Achteruitnaaien ingedrukt om voortdurend achteruit te naaien.

De toets Achteruitnaaien werkt niet bij de steken 22-24 en bij de knoopsgaten 51-71.

2

Draadafsnijder

  1. Druk op de toets Draadafsnijder om de boven- en onderdraad automatisch af te snijden.

In het setup-programma kunnen 2-6 afhechtsteken worden geprogrammeerd. Deze worden genaaid voordat de draad wordt afgesneden.

3

Naaivoet boven/onder

  1. Druk op de toets Naaivoet boven/onder om de naaivoet in zweefpositie te zetten.
  2. Druk op Naaivoet boven/onder om de naaivoet omhoog te zetten.

4

Start/Stop

De «Start/Stop» toets wordt gebruikt om de naaivoetstand te veranderen en de machine te starten.

  1. Houd de toets Start/Stop 2 seconden ingedrukt om de machine te starten.

Naaimodus

  1. Druk op de toets Start/Stop om de naaivoet in zweefpositie te zetten.

Borduurmodus

  1. Druk in de borduurmodus kort op de toets Start/Stop om de naaivoet in de hoogste stand te zetten.
  2. Druk opnieuw op de toets Start/Stop om de naaivoet in zweefpositie te zetten.

5

Snelheidsregelaar

Met de snelheidsregelaar kan de snelheid traploos worden aangepast.

  1. Verschuif de snelheidsregelaar naar links om de snelheid te verlagen.
  2. Verschuif de snelheidsregelaar naar rechts om de snelheid te verhogen.

6

Afhechten

De functie Afhechten bij begin is standaard in de setup geactiveerd en kan worden gedeactiveerd door op de toets Afhechten te drukken.

Als de functie Afhechten bij begin niet in de setup is geactiveerd, kan het afhechten aan het begin worden geprogrammeerd door op de knop Afhechten te drukken.

Een afhecht-symbool dat tijdens het naaien op het display verschijnt, geeft weer dat de functie is geactiveerd.

Het aantal afhechtsteken kan in het setup-programma worden ingesteld.

  1. Om eerst de afhechtsteken te naaien, moet voor het naaien de toets Afhechten worden ingedrukt.
  2. Om afhechtsteken bij motiefeinde te naaien, moet tijdens het naaien de toets Afhechten worden ingedrukt.
  3. Om afhechtsteken binnen een motiefcombinatie te naaien, moet de toets Afhechten worden ingedrukt.
  4. Het geselecteerde motief in de combinatie wordt volgens de instellingen genaaid.

7

Naald boven/onder

  1. Druk op de toets Naald boven/onder om de naald omlaag te zetten.
  2. Druk opnieuw op de toets Naald boven/onder om de naald omhoog te zetten.

8

Multifunctionele knop boven

Met de Multifunctionele knop boven worden instelwaarden in het naai-, borduur- en setup-programma veranderd.

9

Multifunctionele knop onder

Met de Multifunctionele knop onder worden instelwaarden in het naai-, borduur- en setup-programma veranderd.

10

Naald links/rechts

Er zijn in totaal 15 naaldstanden. De naaldstand wordt op het display met het naaldstandnummer weergegeven.

  1. Druk op de toets Naald links om de naaldstand naar links in te stellen.
  2. Druk op de toets Naald rechts om de naaldstand naar rechts in te stellen.